Uittreksel Ministerraad 8/5/1945, © Rijksarchief

75 jaar geleden - Een tweede golf van … straatrepressie

Naarmate meer en meer concentratiekampen bevrijd worden, keren de gedeporteerden geleidelijk terug naar België. Deze terugkeer is sterk emotioneel beladen. Het veroorzaakt ook een schok bij de publieke opinie wanneer men de magere gezichten en uitgemergelde lichamen ziet. Voor sommigen betekent het ook dat er nooit meer een weerzien zal komen, ondanks jaren van hoop … Door de Duitse capitulatie komen ook een aantal collaborateurs terug die op het einde van de zomer van 1944 naar Duitsland gevlucht waren, gezien zij geen reden meer hebben om in Duitsland te blijven. Deze explosieve toestand ontketent een tweede golf van straatrepressie.

Het begint eind april 1945. In de straten van Ronse demonstreren op 23 april honderden vrouwen op verzoek van de verzetsbewegingen (het Geheim Leger, de Belgische Nationale Beweging en het Onafhankelijksheidsfront). Rijkswacht en politie moeten tussenkomen en vrijgelaten ‘incivieken’ arresteren. De oorzaak van deze incidenten is het bericht van de socialistische burgemeester van Ronse, Eugène Soudan, zelf teruggekeerd uit Buchenwald, dat zeven gedeporteerde Ronsenaars overleden zijn.

Als vergelding eisen de verzetsbewegingen dat een tiental families van lokale collaborateurs binnen de 48 u. de stad verlaten. Dit is maar het eerste incident in een lange rij. De manifestaties worden talrijker als Duitsland capituleert en bereiken een hoogtepunt in het weekend van 12 en 13 mei 1945. Ze treffen vooral kleine steden in West-Vlaanderen (Knokke, Blankenberge …), Oost-Vlaanderen (Aalst), Henegouwen (Morlanwelz, Haine-Saint-Pierre, Bracquegnies …) en in mindere mate De Kempen (Mol, Hoogstraten, Geel…).

Deze situatie verontrust de regering die deze kwestie een eerste keer bespreekt op 3 mei, en daarna nogmaals op 8 mei. Er worden maatregelen getroffen : ‘incivieken’ (waaronder de beroemde Florimond Grammens, inwoner van Ronse) worden opnieuw opgepakt en anderen blijven geïnterneerd … Maar deze maatregelen volstaan niet. Voor een deel van de bevolking is de repressiepolitiek te traag en niet streng genoeg. De grote processen laten op zich wachten en sommige collaborateurs vluchten. De manifestaties vertalen ook de teleurstellling na alle hoop : de materiële situatie blijft moeilijk (op verschillende plaatsen worden trouwens zogenaamde “oorlogsprofiteurs” aangevallen). De teruggekeerde vredestijd brengt niet de verwachte veranderingen. De protesten weerspiegelen eveneens een gebrek aan vertrouwen in de instellingen, zowel nationaal als lokaal.

Gedurende de hele maand mei volgen acties elkaar op. Het betreft hoofdzakelijk plunderingen van huizen of publieke vernederingen van (veronderstelde) collaborateurs. Soms zijn er ernstiger incidenten. Een voormalig Oostendse SS’er sterft de verdrinkingsdood. In Leuven ontsnapt een lid van het VNV tenauwernood aan een lynchpartij door de massa. Op 29 mei wordt een echtpaar rexisten bij hun terugkeer uit Duitsland aangehouden in het station van Lessines. De rijkswacht raakt niet door de opgekomen massa mensen. De man wordt opgehangen en zijn echtgenote blijft zwaar gewond achter.

Terwijl deze gebeurtenissen zich hoofdzakelijk op het lokale vlak afspelen, leiden ze in de tweede helft van mei 1945 tot meer politieke stellingnames. Socialisten en vooral communisten roepen op tot een strengere en een korter op de bal spelende repressie. Zij hebben met name de economische collaboratie in het vizier, die gespaard is gebleven. De krant “Le Peuple” aarzelt niet om als kop “De repressie, een sociaal probleem” te publiceren. In de loop van de maand zal het probleem van de repressie nochtans aan belangstelling inboeten. Er blijven wel lokale spanningen bestaan die op elk moment de massa opnieuw kunnen aansteken, maar andere uitdagingen waaronder de Koningskwestie – trouwens dikwijls gelinkt aan de repressie – beroeren de gemoederen, waardoor vooral de sociale angst die velen voelen in deze moeilijke tijd nog gevoed wordt.

Chantal Kesteloot