75 jaar geleden - Stakingen in de steenkoolmijnen

De stakingen die op 7 mei 1945 begonnen in de steenkoolmijnen in de regio van het Centrum en de Borinage waren niet de eerste. Een maand eerder brak in het Luikse bekken een eerste stakingsgolf uit die zich verspreidde naar Charleroi, de Borinage en Limburg. Sinds februari 1945 wordt het land geleid door een regering van nationale eenheid met aan het hoofd de socialist Achille Van Acker. Zowel de socialisten als de communisten maken er deel van uit. Vanaf dan, en in een moeilijke context, wordt alles in het werk gesteld om de productie op volle toeren te laten draaien en wordt elke poging tot staking als een aanval op het regeringsbeleid beschouwd. Deze stakingen zijn ook een test om de machtsverhoudingen te bepalen binnen het ABVV, waarvan iets eerder namelijk op 28 en 29 april het fusiecongres plaatsvond. .

Het probleem van de steenkoolproductie is erg delicaat. Voor de oorlog produceerde België meer dan 2,5 miljoen ton per maand. Tijdens de oorlog is de productie zeer sterk gedaald en vele maanden na de bevrijding blijft de bevoorrading zeer problematisch. In de lente van 1945 bedraagt de productie nog altijd maar één miljoen ton per maand. De steenkoolproductie is niet alleen essentieel voor huishoudelijk gebruik, maar ook voor heel wat sectoren van de industrie : metallurgie, chemische industrie, textielindustrie…

Productieverhoging is daarom een topprioriteit : de fameuze ‘steenkoolslag’. Om deze ‘slag’ thuis te halen legt de regering eind maart 1945 een burgerlijke mobilisatie op, een bepaling die weldra zal worden aangevuld met de besluitwet inzake verplichte arbeid in de mijnen. Op basis van deze maatregelen is het voortaan voor mijnwerkers verboden om van werkgever te veranderen.

De stakingsbeweging van mei verspreidt zich als een olievlek. Ze wordt ontegenzeggelijk toegeschreven aan communistische en trotskistische leiders, maar ze weerspiegelt niettemin een diep onbehagen. Het gaat om een combinatie van eisen zowel principiële – tegen de burgerlijke mobilisatie -, als materiële – verhoging van de lonen, maar ook een betere bevoorrading – en, voor sommigen, een politieke eis : de troonsafstand van Leopold III.

De regering neemt de kwestie zeer ernstig. Al op 7 mei ontvangt de Eerste Minister een mijnwerkersdelegatie en de ministerraad van 11 mei is helemaal gewijd aan het probleem. Verschillende vergaderingen worden georganiseerd. Van Acker komt persoonlijk tussen. Er worden toegevingen gedaan. De burgerlijke mobilisatie wordt versoepeld : de mijnwerkers mogen van werk veranderen op voorwaarde dat ze binnen de steenkoolsector blijven, want hun aanwezigheid is essentieel door het nijpend tekort aan arbeidskrachten. Het probleem van het te werk stellen van Duitse krijgsgevangenen en het voornemen om buitenlandse mijnwerkers te rekruteren stonden al op de dagorde nog voor het losbreken van de stakingen. Om te vermijden dat de mijnwerkers zich als als enigen getroffen voelen door de burgerlijke mobilisatie wordt de maatregel voor drie maanden uitgebreid naar andere sectoren. Elke staking tijdens deze periode wordt verboden. Het gaat erom doortastendheid en dialoog te combineren, iets waarin Van Acker uitblinkt. Hij aarzelt niet om te dreigen met arrestaties, maar in feite blijven die zeldzaam. De stakingsbeweging is ook een test voor de Communistische Partij, goed en wel vertegenwoordigd in de regering. Uiteindelijk accepteert de partij de overheidsbepalingen inzake de burgerlijke mobilisatie. De beweging begint te stokken.

Op 24 mei stelt de regering vast dat de situatie weer normaal is. De 30ste organiseert het ABVV in Luik, onder impuls van André Renard, een nationale staking van 24 uur tegen de burgerlijke mobilisatie. Ook al is dit een geïsoleerd initiatief, toch lijkt de sociale vrede zeer kwetsbaar…

Chantal Kesteloot