Foto nr 34706, Verdinaso parade, copyrights CegeSoma/Rijksarchief

Het fascisme in de bibliotheek van het CegeSoma (2) : fascisme in België

'Het fascism in de Bibliotheek van het CegeSoma (2): Fascisme in België .' Onder die titel nodigen wij u uit om het dertiende thema te ontdekken in onze reeks ‘Afspraken met de bibliothecaris’. Elk thema dompelt u onder in onze collecties en wordt geïllustreerd met een video en begeleidende tekst over de informatie erover in onze bibliotheek.

Bekijk de dertiende video ‘Afspraken met de bibliothecaris: 13. ''Het fascism in de Bibliotheek van het CegeSoma (2): fascisme in België".

Aangezien het fascisme tijdens het interbellum in hoofdzaak (maar niet uitsluitend) een Europese aangelegenheid was, kon ook België er niet aan ontsnappen.  Nochtans bleef tijdens een groot deel van die periode de aantrekkingskracht van de beweging met de “fasci” eerder marginaal. In feite beïnvloedde het fascisme vooral in de jaren 1920 enkele duizenden soldaten van de 'Groote Oorlog' die hun ervaringen slecht verteerd hadden en moeite hadden om zich weer in te passen in een normale burgersamenleving. Hun ontevredenheid werd ook opgepikt door een fractie van katholiek rechts die na de invoering van het algemeen stemrecht het verlies van haar politiek monopolie niet had kunnen verteren. Enkele namen van fascistische of fascistoïde bewegingen uit die periode : het Nationaal Legioen, de jongerenmilitie Jeunesses nationales en later, in Vlaanderen,  het Verdinaso van Joris Van Severen. Met de economische crisis van de jaren 1930 en het schijnbaar onvermogen van het parlementair stelsel om hier antwoorden op te bieden groeide in België de belangstelling voor het fascisme, dat in 1936 uiteindelijk in het parlement doorbrak met Rex en het VNV. Maar inzake identitaire gevoeligheden waren het twee verschillende bewegingen: Rex beriep zich op de Belgische Staat terwijl het VNV deze verloochende om Vlaanderen en een Groot-Nederland te promoten.  Beiden deden mee aan de collaboratie met de nazibezetter, wat hun verschillen uitvaagde in de ogen van de publieke opinie.

Ondanks hun uiteindelijke mislukking blijven ze als dusdanig in het geheugen gegrift, hoewel het rexisme met zijn uitwassen duidelijk meer gedemoniseerd werd in Franstalig België dan het VNV in Vlaanderen.

Maar het duurde lang vooraleer deze bewegingen met een zekere wetenschappelijke afstandelijkheid werden bekeken, zo groot was immers de emotionele beladenheid die ze “in illo tempore” hadden teweeg gebracht.   

Het is pas vanaf de jaren '60 dat een aantal geschiedkundigen – met de vereiste dialectische voorzichtigheid – wagen om zich ermee bezig te houden. Jacques Willequet schreef over Les fascismes belges in een themanummer van de  Revue d’histoire de la Deuxième Guerre mondiale (april 1967) en Jean Stengers boog zich in de Courrier Hebdomadaire du Crisp (januari 1970) over dit « merkwaardige » politieke onderwerp met een eerder neutrale titel waarmee men alle kanten op kan en die zelfs enigszins misleidend was (La Droite en Belgique avant 1940). Maar – en dat is wel tekenend -  het meest volledige werk over het rexisme is van de hand van een Franse onderzoeker, in plaats van een Belgische, namelijk een zekere Jean-Michel Etienne, auteur van Le Mouvement rexiste avant 1940 (1968).
Aan Vlaamse kant schreef Eric Defoort enkele jaren later een lijvig onderzoekswerk met als titel Charles Maurras en de Action Française in België (1978). Voordien was het onderwerp fascisme het werkterrein gebleven van enkele geëngageerde antifascistische publicisten zoals bijvoorbeeld Michel Géoris-Reitshof (Extrême droite et néo-fascisme en Belgique-1962). Dat bleef zo tot in de jaren '70, met uitzondering van de uitstekende en nuttige analyses van Etienne Verhoeyen in een reeks die de Courrier du Crisp wijdde aan L’extrême droite en Belgique (1974 à 1976) : ze zijn ook vandaag nog waardevol om voor de naoorlogse periode het onderwerp te bestuderen en ze gaan zowel over het neonazisme als over het katholieke traditionalisme.

Maar echt ver reikte dit allemaal niet. De belangstelling van het grote publiek voor dit thema werd misschien pas echt weer opgewekt in het begin van de jaren '80, toen journalist Maurice De Wilde met zijn uitzendingen op de VRT (1982) er werk van maakte om De Nieuwe Orde te analyseren. Daarna hebben, onder de hoede van uitgeverij EPO die in Vlaanderen bekend staat voor haar bij uitstek progressieve strekking, verschillende vorsers en onderzoeksjournalisten (zoals Walter De Bock) zich van nabij bezig gehouden met Extreemrechts en de Staat (1981) en De mooiste jaren van een generatie. De Nieuwe Orde in België voor, tijdens en na WO II (1982). Deze benadering wierp nadien nog vruchten af, onder meer met publicaties van Serge Dumont (Les Brigades noires-1983), Hugo Gijsels (Het Vlaams Blok 1938-1988), en Manuel Abramowicz (Les rats noirs. L’extrême droite en Belgique francophone-1996). Dit soort onderzoek was zeker niet onbelangrijk maar professionele geschiedkundigen stonden nog niet te trappelen om het onderwerp aan te snijden. Daar kwam enigszins verandering in toen Vlaams-nationalistisch extreemrechts doorbrak met het Vlaams Blok, dat alras door de media ervan werd beschuldigd neofascistisch te zijn of te sympathiseren met het fascisme.

Als gevolg daarvan kwamen onder de hoede van het CegeSoma, of juister gezegd van diens voorganger het NSGWO, verschillende kwaliteitsvolle onderzoekers – die ook als dusdanig werden erkend – samen om te brainstormen over dit thema, wat leidde tot twee belangrijke publicaties, namelijk Herfsttij van de 20ste eeuw-Extreem-rechts in Vlaanderen 1920-1980 (1992) en De l’avant-guerre à l’après-guerre : l’extrême droite en Belgique francophone (1994). Het waren beide collectieve werkstukken. En kort nadien – maar was dit wel toeval? – verschenen twee fundamentele werken over “historische” fascistische bewegingen: Martin Conway, Collaboration in Belgium. Léon Degrelle and the Rexist Movement 1940-1944 (1993) en Bruno De Wever, Greep naar de Macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945 (1994). Het eerste werd snel zowel in het Frans al in het Nederlands vertaald. 


Vanaf dan verschenen meer en meer – maar niet in overdreven mate – wetenschappelijke publicaties naast eerder polemische geschriften, en dat bleef zo gedurende een vijftiental jaar. Er dient echter nadrukkelijk te worden op gewezen dat er over het Vlaams Blok regelmatig door geschiedkundigen en kroniekschrijvers geschreven werd maar dat het Vlaams Belang veel minder aandacht kreeg.   Kwam dit misschien omdat die partij goed en wel ingebed raakte in het politiek landschap in het Noorden van het land? Of omdat, meer dan twee generaties na het einde van de Tweede Wereldoorlog, de politieke vingerwijzingen naar deze partij geen effect meer sorteerden? Dat is op z’n minst wat kan worden afgeleid uit een recente (2021) publicatie van Vincent Scheltiens en Bruno Verlaeckt, Extreem rechts. De geschiedenis herhaalt zich niet (op dezelfde manier).